Overtuigde rechters 3
Uit het interview met Tineke Cleiren blijkt dat de academische strafrecht-jurist in een ivoren
toren leeft ('Overtuigde rechters', w&o, 29 juni).
Het boek `Het OM in de fout' van Ton Derksen
signaleert systematische fouten bij het OM die erg verontrustend zijn. Het is ook duidelijk dat
er bij de advocatuur vele problemen zijn. Misschien is de rechter de laatste waarover we zorgen
moeten hebben. Helaas heeft de Hoge Raad het begrip novum
zo dichtgetimmerd dat een zaak niet heropend mag worden, zelfs als iemand `beyond reasonable
doubt' onschuldig is, vanwege feiten die de rechter indertijd niet bekend waren. Dan heeft de
rechter wel problemen.
Door dit probleem gaat de maatschappelijke legitimiteit van het strafrecht verloren, en
hebben we allemaal een groot probleem.
Neem de zaak Kevin Sweeney. Er is geen enkele wetenschappelijke twijfel dat de brand waarin
zijn vrouw omkwam veroorzaakt is door roken in bed. Het is ook evident dat politie aan
tunnelvisie leed, en dat het OM bewijsmateriaal voor de rechter verborgen en vervalst heeft.
Het is interessant om het arrest te lezen. De rechter is verbaasd dat het slachtoffer niet
geprobeerd heeft te ontsnappen van haar brandend bed. Kennelijk weet de rechter dus niet dat
het slachtoffer in een aangrenzende kamer gevonden is en dat de buren haar een half uur hebben
horen tikken aan de raam van die kamer. Er zijn trouwens meerdere sporen van emotionaliteit in
het arrest, en van gebrek aan kennis van het dossier.
Kort voor het hoger beroep heeft het OM nieuwe wetenschappelijke evidentie naar voren gebracht.
Men had de opdracht gegeven aan TNO om te bewijzen dat brandstichting door Kevin Sweeney de brand
veroorzaakt heeft.
Een illegale opdracht.
Door de omvang van de kamer te reduceren, brandbare stoffen te verwijderen, ventilatie te
verminderen, en de glazen ruiten te vervangen door gepantserd staal, lukte het uiteindelijk om
brandsporen krijgen, die vergelijkbaar waren met die op de plaats van het ongeluk. Zonder de
vervanging van de ruiten door stalen luiken, sprongen de ruiten onmiddellijk na ontsteking van
de vijf liter benzine die zogenaamd gebruikt is bij de brandstichting. In werkelijkheid, is maar
een raam, pas na twee uur heel langzaam smeulende brand, zo heet geworden dat het bezweek. Het
stoffelijk overschot van het slachtoffer bewijst dat er geen brandstichting is geweest.
Ons strafrechtsysteem is prachtig opgezet om een balans te krijgen tussen de belangen van
verdachte en aanklager, tussen maatschappij, individu en staat. Die balans is kwijt. De rechters
valt dat niet te verwijten. Niemand geeft ze de schuld. Waarom springt Mr. Cleiren dan in de
verdediging met zulke bizarre argumenten?
Richard Gil/ Hoogleraar mathematische statistiek, Leiden.
(NRC/H’bld 19 jul 2008)